Zoeken sluiten

‘Werk ik voor het systeem of werkt het systeem voor mij?’

Bij de JP vinden we ‘cyclisch werken’ heel belangrijk: in gesprek gaan met een cliënt, een ondersteuningsplan schrijven, samen aan de doelen werken, rapporteren, evalueren, het plan aanpassen en zo door. We willen dat onze systemen die werkwijze ondersteunen. Daarom kozen we in 2015 voor het Cliëntkompas. Nu onderzoeken we of het Cliëntkompas (nog) bij onze manier van werken past. Een cliënt en twee begeleiders vertellen.

‘Ik heb de hoofdrol in het boek’

Roos woont al twaalf jaar bij de JP. Ze kwam binnen op de crisis- opvang, inmiddels woont ze zelfstandig met begeleiding. Ze gaat ook naar de dagbesteding. En ze heeft een dochter van veertien.

Grapje maken

‘Ik vind het niet vervelend om begeleiding te krijgen. Twaalf jaar geleden heb ik geaccepteerd dat er iets moest veranderen in mijn situatie. En dat kan ik niet alleen. Wat ik wel belangrijk vind, is hoe begeleiders zich opstellen. Als ze alles volgens het boekje doen en altijd maar serieus zijn, werkt het niet voor mij. Dan wordt het robotachtig. Het moet juist menselijk zijn, je moet bijvoorbeeld ook een grapje kunnen maken. Natuurlijk weet ik dat er een grens is tussen cliënt en begeleiders. Maar als je geen goed contact met je begeleiders hebt, contact als met vrienden, dan zijn ze gewoon ‘de vijand’.’

Te direct

‘Inmiddels kennen mijn begeleiders mij goed. Misschien gaat dat makkelijk bij mij, want ik ben heel open. Maar alleen als ik een klik met iemand heb hoor. Als ik iets vervelend vind, zeg ik dat gewoon. Mijn begeleider kan bijvoorbeeld heel direct zijn. Ik weet dat ze het goed bedoelt, maar soms is het gewoon té.
Daar zeg ik dan wat van. Dan hebben we het er even over en is het weer oké. Als ik een goede band met mijn begeleider heb, vind ik het ook prima om over problemen te praten. Die horen erbij. En dan maken we samen doelen. Mijn begeleider schrijft alles op in het Cliëntkompas. Dat laat ze mij zien, ze vertelt wat ze opschrijft, af en toe kijken we ernaar en vullen we het opnieuw in. En als ik het wil inzien mag dat.’

Vaker bespreken

‘Het is fijn om een ondersteuningsplan te hebben. Maar als je het een tijdje niet gezien hebt, denk je wel ‘oh ja, dat moest ik nog doen’. We bespreken het ondersteuningsplan één keer per jaar. Maar van mij zou dat wel vaker mogen, bijvoorbeeld elke drie maanden. Zodat ik niet aan het eind van het jaar denk ‘daar zou ik eigenlijk mee bezig gaan, maar dat heb ik niet gedaan’. Want wat in het plan komt, is belangrijk voor mij. Het zijn doelen die ik zelf heb gesteld. En als dan na drie maanden blijkt dat ik ergens toch niet mee bezig wil, geef ik dat aan. Want soms is het beter om je even te concentreren op één ding.’

‘Ik denk dat het ondersteuningsplan van de cliënt en de begeleiding samen moet zijn. We bespreken het toch ook samen? Het zou niet kloppen als het alleen van de begeleiders was. Want ik heb de hoofdrol in het boek! Maar alleen van mij klopt ook niet. Ik gebruik het ook nooit zonder begeleiding. Ik zie het als een geheugensteuntje dat bij de begeleiders ligt, maar wel wat vaker naar voren mag komen. En dat we dan ook kunnen aanvullen, met alle stappen die je tot dan toe hebt gezet. Zodat je na een jaar ziet wat je allemaal gedaan hebt. En misschien kan het dan ook een andere naam krijgen. Het heet nu ondersteuningsplan en dat is het natuurlijk ook. Maar van mij zou het wel wat simpeler mogen. Iets met het woord ‘eigen’ erin. Ook al is het plan van ons samen, het zijn wel mijn eigen doelen, die ik wil halen.’

Nog niet eens zo heel lang geleden had elke cliënt een eigen map met een ondersteuningsplan en handgeschreven rapportages. Ons eerste digitale cliënten- dossier was PlanCare. Dat gebruikten we al voor de administratieve gegevens van onze cliënten. We voegden daar tabbladen voor het persoonsbeeld, de afspraken, de doelen en de rapportages aan toe. Dat werkte goed, behalve dat de samenhang ontbrak. Het cyclisch werken kwam er niet in terug. De doelen, de bijbehorende acties en het verloop ervan waren moeilijk terug te vinden.

Samen met Ecare ontwikkelde de JP toen het Cliëntkompas, met cyclisch werken als belangrijke pijler. Inmiddels werken we een jaar of zeven met het Cliëntkompas. Een mooi moment om te kijken hoe begeleiders het systeem ervaren. Het afgelopen jaar haalden we die ervaringen op, onder andere bij Tessa en Daphne. Tessa werkt al tien jaar bij de JP. Ze begeleidt gezinnen die ondersteuning ontvangen van de JP. Daphne maakte anderhalf jaar geleden de overstap naar de JP. Zij werkt als begeleider op een locatie met dertien cliënten met een licht verstandelijke beperking.

Hoe gebruiken jullie het Cliëntkompas in jullie dagelijks werk? En hoe bevalt dat?

Tessa: ‘Ik neem mijn cliënten zoveel mogelijk mee in hun ondersteuningsvragen, hun doelen en de acties. We doorlopen het Cliëntkompas altijd samen. Ik laat een cliënt ook altijd weten wat ik in het Cliëntkompas schrijf. Die rol moet je als begeleider nemen, om te zorgen dat het Cliëntkompas ook ‘van de cliënt’ is. Ik merk wel dat ik lang niet alle mogelijkheden van het Cliëntkompas gebruik. Eigenlijk zijn nu alleen het persoonsbeeld, de ondersteuningsvraag en de bijbehorende actie belangrijk voor mij. Misschien benut ik daardoor het gemak van het systeem niet voluit. Ik ervaar ook niet dat het systeem mij altijd ondersteunt. Maar waarschijnlijk kan een systeem nooit helemaal aansluiten bij hoe wij werken. De JP is eigenzinnig. We werken niet vanuit regels, systemen en protocollen. We werken wel procesmatig en cyclisch. Het is de kunst om dat doorlopende proces in een systeem te gieten. Nu vraag ik me wel eens af ‘werk ik voor het systeem of werkt het systeem voor mij?’. Het proces zou wat vloeiender mogen.’

Daphne: ‘Wij gebruiken het Cliëntkompas vooral om te rapporteren. Dat doen we eigenlijk nooit mét de cliënt. Het is vooral een middel voor begeleiders, om elkaar op de hoogte te houden. Toen ik anderhalf jaar geleden begon dacht ik ‘wat veel!’.
Het Cliëntkompas was niet in één keer duidelijk. Ik had een paar keer uitleg nodig voor ik het begreep. Maar de training heb ik niet gevolgd. Misschien had ik dat wel moeten doen. Dat kan natuurlijk alsnog. Want ik denk dat ik er meer uit kan halen. Ik begin mijn dienst altijd met het Cliëntkompas. Zeker als ik een paar dagen niet gewerkt heb. Dan lees ik eerst de rapportages. Om te weten wat er allemaal gebeurd is. Ik mis een handig overzicht van onze cliënten. Zodat ik zeker weet dat ik niemand vergeet. Nog handiger zou het zijn als ik dan ook kan aangeven van welke dagen ik de rapportages wil zien.’

Vinden jullie dat je altijd moet weten wat er allemaal gebeurd is als je er niet bent?

Daphne: ‘Ja, dat verwachten de cliënten ook. Die willen vaak bevestigd worden, dat zie je aan hun gezicht.’

Tessa: ‘Dat herken ik heel erg. Maar zelf lees ik niet meer altijd alle rapportages. Ik ben ook niet meer zo bang dat ik iets mis. En als een cliënt vraagt of ik dat niet gelezen heb, antwoord ik ‘nee, maar ik ben nu bij jou en niemand kan het zo goed vertellen als jij’. Maar bij cliënten die ik nog niet zo goed ken doe ik het wel hoor. Ik weet van wie ik de rapportages wel en niet wil lezen.’

Dat raakt de vraag hoe ondersteunend het systeem is!

Tessa: ‘Voor mij is het Cliëntkompas niet leidend. Als ik iets wil weten, kan ik het aan de cliënt vragen of aan mijn collega’s of ik kijk in het Cliëntkompas. Het is een van de mogelijkheden die ik heb.’

Vragen cliënten weleens naar het Cliëntkompas of hun ondersteuningsplan?

Tessa: ‘Niet vaak. Het leeft niet zo bij cliënten.’

Daphne: ‘Of ze kunnen het niet. Bij ons zijn sommige cliënten zo jong in hun ontwikkeling. Dan ga je niet samen achter de computer zitten om het Cliëntkompas te bekijken.’

Hoe zou het Cliëntkompas eruit moeten zien om het meer van cliënt en begeleider samen

Tessa: ‘Eenvoudiger en met minder mogelijkheden. Een systeem dat in de dagelijkse praktijk makkelijk in te vullen is en waar de cliënt zich in herkent. Maar waarin je wel alles kunt verantwoorden wat je doet, naar jezelf, naar de organisatie én naar je cliënt. En zoals ik aan het begin al zei: je moet als begeleider voelen dat je er een rol in hebt. Als je wilt dat het Cliëntkompas ook van de cliënt is, heb je als begeleider echt iets te doen.’