Zoeken sluiten

‘Waarom zagen we dit niet met z’n allen’

Soms, heel soms, wordt het contact tussen een cliënt en een begeleider té nabij. Achteraf herkennen collega’s de signalen. Maar op het moment zelf zijn ze vaak moeilijk te duiden. Want een begeleider begint toch geen relatie met een cliënt? Op één van de locaties van de JP lijkt het er sterk op dat dit wel gebeurd is. Een extern bureau deed onderzoek. Nu, een jaar later, kijkt het team samen met de regiocoördinator wat ze in de toekomst anders kunnen doen.

Het is een regenachtige dag in februari als Edwina, Marco, Koen, Teus, Joke, Linda en Erika met regiocoördinator Anita om tafel gaan. Het verslag van het onderzoeksbureau is onderwerp van gesprek, vooral de verbetervoorstellen. Het balletje kwam aan het rollen toen een nieuwe begeleider een signaal kreeg van een andere cliënt. Vanaf dat moment daalde het besef ook bij de andere begeleiders neer: dat wat niemand voor mogelijk hield, was toch gebeurd. Eén van hun collega’s had waarschijnlijk een relatie met een cliënt. Inmiddels is het een jaar geleden. Het stof is weer gaan liggen. “Er staat hier nu een heel ander team”, zegt Koen. “We zijn zelf al met verbeteringen aan de slag gegaan.” “Maar als ik het verslag lees, voel ik me toch weer schuldig”, vervolgt Erika, “Ik blijf denken wat ik anders had kunnen doen.” Linda herkent dat. “Het voelt toch een beetje als falen. Waarom zagen we dit niet met z’n allen?”

Alerter dan voorheen
Alle teamleden vinden het verslag helder en herkenbaar. Wel ontbreekt volgens Joke een factor van belang: veiligheid. “Toen dit speelde, hadden we een periode met veel wisselingen achter de rug. Daardoor voelden mensen zich niet veilig om dingen te zeggen.” Erika vult haar aan. “Dat speelde heel erg toen ik hier kwam als locatiecoördinator. Medewerkers voelden zich ook niet gehoord.” Teus is de medewerker die het balletje aan het rollen bracht. Hij ziet het verslag, en dit gesprek, als een afsluiting: “Het is nu voor iedereen duidelijk en daarmee ook klaar. We kunnen weer door.” Maar wel alerter dan voorheen. “We zijn wat voorzichtiger, we nemen niet meer zo makkelijk dingen aan.”

Protocollen elk jaar bespreken
Regiocoördinator Anita benadrukt dat de teamleden zich níet schuldig hoeven voelen. “Wat we wel kunnen, is kijken wat jullie anders kunnen doen. Wat willen jullie hiervan leren? Ik wil straks graag een aantal verbeterpunten op een rijtje hebben. Waar we dan over een halfjaar op kunnen terugkomen, als we weer bij elkaar zitten.” Het eerste verbeterpunt komt al snel op tafel als Anita vraagt of het team het protocol heeft gebruikt toen het incident speelde. Dat is niet gebeurd. “Ik ben altijd meer van dingen zelf oppakken en oplossen”, zegt Marco. “Toch is het wel belangrijk om te weten welke protocollen er zijn”, reageert Teus. “Het is belangrijk om protocollen sowieso elk jaar te bespreken”, zegt Anita. “En dat hebben wij niet gedaan”, geeft Erika toe. Anita raadt aan het breder te trekken en een jaarplanning te maken, inclusief bespreking van de protocollen die de JP heeft. “En daar kun je heel creatief in zijn. Je kunt er casuïstiek bij pakken of er een quiz van maken.”

“Ieder team heeft z’n eigen taal”

Wat bedoel je met wat je zegt?
Eén van de conclusies van het onderzoeksbureau was dat het team niet genoeg gesprekken voert over begrippen als professioneel gedrag, nabijheid en ongewenst gedrag. Erika geeft aan dat de tijd daarvoor vaak ontbreekt. “Er zijn zoveel wisselingen in personeel. Ik ben vooral bezig met voldoende personeel vinden om de diensten te vullen. En om nieuwe mensen te helpen zich de visie van de JP eigen te maken.” Marco: “En toch moeten we ook leren samenwerken met elkaar en weten wie is wie.” Erika realiseert zich dat het mes aan twee kanten snijdt. “Van ingaan op ‘wat bedoel je met wat je zegt’ leer je elkaar ook kennen.” “Ieder team heeft ook zijn eigen taal”, vult Koen aan.

Onderbuikgevoel en verbinding
Het is een bruggetje naar het volgende verbeterpunt. Dat gaat over je onderbuikgevoel (durven) uitspreken en verbinding. Want uit het verslag blijkt dat begeleiders zich schaamden voor het onderbuikgevoel en de gedachten die ze over een collega hadden. “Wanneer was jullie laatste teamdag?”, vraagt Anita. “Lang geleden”, zegt Edwina. “Behalve als je de vergaderingen meerekent. Heel in het begin hebben we een keer een spel gedaan met het team. Dat was leuk, want dan leer je elkaar op een andere manier kennen. Maar nu heb ik vaak zelfs geen tijd voor een gesprek met een nieuwe collega.” “Anita: “Dan moet je dat organiseren!” Er ontstaat een gesprek over afhankelijk
zijn van de locatiecoördinatoren en zelf eigenaarschap pakken. De teamleden realiseren zich dat ze onvoldoende
uitspreken waar ze behoefte aan hebben. Ook dit onderwerp komt op het prioriteitenlijstje.

Hoe wenselijk zijn kernteams?
Vervolgens praten de teamleden over de wenselijkheid van ‘kernteams’. Een kernteam is een klein clubje begeleiders rondom een cliënt. Ook de cliënt bij wie het sterke vermoeden is dat hij een relatie kreeg met een begeleider had een kernteam. “Dat kernteam was een noodgreep om toch bij hem binnen te kunnen komen”, vertelt Edwina. Alle teamleden vinden het belangrijk dat cliënten meer verschillende begeleiders toelaten. Daar hebben ze het afgelopen jaar ook in geïnvesteerd. Teus: “Dat alleen al zorgt voor meer verbinding binnen het team.” “En het is belangrijk voor de continuïteit van de ondersteuning”, vult Erika aan. “Zo’n kernteam is kwetsbaar. Er hoeft maar één begeleider weg te vallen en je zit klem.” Koen: “En hoe kritisch blijf je met z’n allen op de bedoeling als je met kernteams werkt?”

Je eigen rol pakken
Aan het eind van het gesprek staan er drie prioriteiten op het lijstje: een goede jaarplanning maken, zorgen dat iedereen dezelfde taal spreekt en werken aan meer verbinding binnen het team. Alle teamleden zijn het erover eens dat samenwerken, je eigen rol pakken en elkaar aanspreken ontzettend belangrijk zijn. Het team werkt er hard aan. En dat lukt, ook dankzij de huidige locatiecoördinatoren die de kar samen op een positieve manier trekken. Teus vat het kort maar krachtig samen: “We zijn echt al gegroeid sinds het gebeurd is. We durven dingen te zeggen, de veiligheid neemt toe. Dat komt ook door de stabiliteit die er nu is.”