Zoeken sluiten

‘Aftasten wat wel en niet werkt’

Voor haar eigen veiligheid én die van haar medebewoners kreeg Ella tralies voor haar ramen. Dat was een ingrijpende vrijheidsbeperkende maatregel. Wat roept het verhaal van Ella op bij de medewerkers van kortverblijfhuis Het Eulderink? Want juist in een kortverblijfhuis komt vrijheidsbeperking regelmatig voor.

“Het is altijd een dilemma”, zegt locatiecoördinator Coco. “Als het slecht gaat met een cliënt ontstaat de neiging om te beperken. Maar dat is niet altijd de beste keuze. Beperking kan het negatieve ook versterken. En dan kun je in een vicieuze cirkel komen. Dus waar doe je goed aan?”

Het goede doen
Soms is vrijheidsbeperking gewoon nodig. Begeleider Marianne vertelt over een cliënt die vaak brandjes sticht. “Ze doet dat om haar spanning te reguleren. We sluiten haar nu toch ’s avonds in, om te voorkomen dat ze het
hier doet.” “Maar we hebben wel gekeken hoe we haar zoveel mogelijk bewegingsruimte konden geven”, vult Coco aan. “We verplaatsten een deur, zodat ze ook buiten haar slaapkamer kan bewegen.” Maar het blijft een dilemma. “Mij helpt het dan om het er met anderen over te hebben. Met de collega’s hier, met de gedragskundige, met de regiocoördinator. Gesprekken over kwaliteit van leven en of we het goede doen.”

Kijken wat nodig is
Cliënten komen ook wel met een vrijheidsbeperking bij Het Eulderink binnen. Ze komen bijvoorbeeld van een crisislocatie, waar insluiten goed werkte. Of waar de begeleiders de medicatie in beheer hadden. “Dan gaan we eerst even mee in de regels van de andere locatie”, zegt coördinerend begeleider Carolien. “Maar zodra je goed contact hebt en een cliënt leert kennen, kun je gaan bewegen.” “We kijken altijd samen met de cliënt en het netwerk wat nodig is”, vult begeleider Demi aan. “Cliënten vinden het bijvoorbeeld vaak onzin dat wij de medicatie beheren. Of we het nu wel of niet doen, uitleg geven en de feiten benoemen helpt.”

Ouders zijn vaak bang
Lastiger zijn de situaties waarin de vrijheidsbeperking uit het netwerk komt. Coco: “Dat zie je ook terug in het verhaal van Ella. Haar ouders willen de tralies.” “Ouders zijn vaak bang. Ze maken zich zorgen of het wel goed gaat”, zegt coördinerend begeleider Ruth. “Ook dan is uitleg geven belangrijk. Door dingen uit te leggen, betrek je ouders. En kan er vertrouwen ontstaan. Omdat ze het begrijpen.” “Toch belanden we ook weleens in situaties die wij níet de bedoeling vinden”, reageert Carolien. Ze doelt op de cliënt die van haar moeder twee weken haar telefoon niet mocht gebruiken. “Wij moesten steeds met de cliënt in discussie over een straf waar we het niet mee eens waren. In een gesprek met de moeder hebben we toen aangegeven dat het duidelijk moet zijn welke regels van haar zijn en welke van ons.”

Onszelf nieuwsgierig houden
Soms worden dingen een gewoonte. Dan kan een frisse blik van buiten helpen. Carolien: “Weet je nog Pim, dat jij tijdens de koffie een vraag stelde over een suïcidale cliënt?” “Ik had een paar klasgenoten verteld dat wij haar tegenhouden als ze zegt dat ze naar de snelweg wil gaan”, vertelt collega in opleiding Pim. “Dat begrepen ze niet. Ook omdat je haar dan als man toch vrij stevig moet vasthouden. Mag dat wel?” “Voor ons was dat reden om alles
rondom deze cliënt weer te bekijken”, vervolgt Carolien. “Toen hebben we een nieuw evenwicht gevonden.” “Die frisse blik prikkelt mij”, zegt Coco. “Oftewel: hoe houden we onszelf nieuwsgierig? Dat neem ik mee.”

Een compromis sluiten
Begeleider Jan-Willem ziet dat jongeren vaak de grenzen opzoeken. “Als jij iets verbiedt, gaan ze het juist doen. Dan moet je een compromis met elkaar sluiten. Meestal kom je in het midden uit. En dat ga je vervolgens evalueren,
met de cliënt en met collega’s. Het is altijd aftasten wat wel en niet werkt.” Belangrijk is ook de houding van een begeleider. “Ik wil niet in elk gesprek een soort vader zijn, dat cliënten denken dat ik alleen maar regels kom geven.
Ik doe het tussen neus en lippen door.”

Structuur bieden
Kortverblijfhuizen vangen regelmatig ex-gedetineerden op. “Dan zie je dat vrijheid niet altijd prettig is”, vervolgt Jan-Willem. “Vaak vonden ze de gevangenis wel fijn, want die gaf structuur.” “Die structuur bieden we hier ook”, zegt begeleider Inez. “Maar hier pakken ze die niet. Ik denk omdat er geen dwang achter zit.” Jan Willem: “In de gevangenis hoef je niet na te denken. Ik vind het weleens lastig dat cliënten dan toch voor een andere weg kiezen.”

Jezelf zijn in de begeleiding
“Je brengt in de begeleiding ook jezelf als persoon mee”, zegt Demi. “Met de ene cliënt heb je wel een klik, met de andere niet. Gelukkig hebben wij een mooi gemengd team, er zijn altijd wel een paar begeleiders die kunnen
aansluiten.” Coco: “Oprechte belangstelling, echt geïnteresseerd zijn in de ander, dat is heel belangrijk. Dat lees ik ook terug in het verhaal van Ella.” “Je móet jezelf zijn in de begeleiding”, zegt collega in opleiding Mike. “Als je dat
niet doet, prikken cliënten daar zo doorheen. Dan kun je beter wegblijven.” Of nog mooier: de opstelling van een cliënt kantelen door jezelf als persoon te laten zien. Mike heeft een mooi voorbeeld. “Een cliënt ‘verweet’ me dat ik
maar twee jaar jonger ben dan dat zij is en alles zo goed voor elkaar heb. Ik antwoordde dat zij dat misschien dénkt, maar dat ze niet in mijn gedachten kan kijken. Zij weet niet wat er in mijn leven gebeurt en of ik iemand heb die mij wil helpen. Doordat ik mijn eigen kwetsbaarheid liet zien, draaide de cliënt helemaal bij.”

Kwetsbaar opstellen
In gesprek zijn met elkaar, steeds weer kijken naar mogelijkheden, reflecteren: het is een rode draad op Het Eulderink. “Onze manier van werken sluit ook goed aan op de Wet zorg en dwang”, zegt Demi. “We durven ons kwetsbaar op te stellen naar elkaar. We kunnen aangeven dat we er niet uitkomen en dan hebben we het daar over.” “Ik werk hier nog niet zo lang”, reageert assistent-begeleider Marleen. “Maar de collegialiteit is inderdaad heel sterk. Je kunt altijd bij iemand terecht. Collega’s voelen het aan als je iets moeilijk vindt. Vaak hoef je het niet eens uit te spreken, ze nemen het gewoon over.”

Wat heb je nodig?
“Ook bij de overdracht sparren we altijd even”, vertelt begeleider Naomi. “Dan praten we over wat geholpen heeft en wat niet. Zo komen we tot een steeds betere aanpak.” Carolien: “Daar hebben we ook wel in geïnvesteerd. Niet
alleen team- en cliëntbesprekingen, maar ook de overdracht gebruiken we om wat dieper op zaken in te gaan. Dus niet: ‘de loodgieter moet gebeld worden’. Dát kun je ook prima op een ander moment delen. Maar wel: hoe ga je de
dienst in, wat heb je nodig.” “En zo’n gesprek als dit is ook mooi”, sluit Marianne af. “Het maakt je weer even bewust en alert, ook op je eigen houding.”